Nachtvissen
Veel vissen zijn 's nachts gemakkelijker te vangen dan overdag. Vooral voor tong en gul geldt dat de nacht het aangewezen tijdstip is om het aas te water te laten. Vissen in het donker vergt echter wel de nodige aanpassingen. Ons hele gedrag dient te worden aangepast aan de nachtelijke omstandigheden.
Lees in dit hoofdstuk wat er bij het nachtvissen allemaal komt kijken.
Licht
Het eerste waar we bij het vissen in het donker aan denken, is natuurlijk een lamp. Dit moet per se een lamp van zeer goede kwaliteit zijn. Op veel stekken aan de kust is het ronduit levensgevaarlijk wanneer de lamp plotseling uitgaat en niet meer aan de praat is te krijgen. Glibberige stenen kunnen dan een rampzalig einde betekenen van wat een leuke visnacht had moeten worden. Een goede lamp dus. Maar wat is een goede lamp?
De meest gebruikte lamp bij het zeevissen, is de petroleumvergasser. Zoals de naam al verraadt, is de brandstof voor deze lamp (gezuiverde) petroleum. De lamp moet handmatig worden opgepompt, waardoor de petroleum onder druk komt te staan. Daarna moet de lamp worden voorgewarmd, waardoor de petroleum gasvormig wordt. Wanneer nu de sproeier wordt aangezet, begint het gloeikousje te gloeien en hebben we licht.
Dit klinkt allemaal erg eenvoudig en dat is het eigenlijk ook. Toch zal iedereen die 's nachts vist, wel een keer problemen ondervinden met de lamp (of u niet?). Vooral het kapotgaan van het gloeikousje wil weleens gebeuren. Soms doe je tien keer met hetzelfde kousje en soms gebruik je er drie op een avond. Neem dus altijd een aantal reservekousjes mee!
Het kapotgaan van het kousje komt meestal doordat het steenje waar het kousje aan vast zit is losgetrild. Controleer dit dus voor het aansteken van de lamp. Als het voorzichtig gebeurd, is het vastdraaien van het steentje echt geen probleem.
|
|
Petroleumlamp |
|
|
Een ander probleem dat zich wel eens voordoet, is het in brand vliegen van de lamp. Geen paniek: gewoon de kraan weer dichtdraaien en de het drukventiel losdraaien. De lamp zal dan vanzelf weer uitgaan. Wanneer de lamp is afgekoeld eerst controleren of alles wel goed was vastgedraaid. Vaak zat het moertje van de sproeiernaald niet goed vastgedraaid. Bij het onder druk brengen van de lamp ontsnapt op dat punt dan petroleum. Wanneer de lamp daarna wordt aangestoken, zal de petroleum uiteraard branden.
Het kan ook zijn dat de sproeiernaald is afgebroken. Ook dan ontsnapt er petroleum bij het onder druk brengen van de lamp. Neem dus altijd een reserve sproeiernaald mee.
Ook het glas kan een keer plotseling kapotspringen. Vooral wanneer er ineens wat water tegen de brandende lamp spat (een onverwacht golfje), is dit mogelijk. Alleen een barst in het glas is niet meteen een ramp. De lamp kan gewoon blijven branden. Wanneer het glas echt kapot is gesprongen, is de visnacht zonder reserve glas (of lamp) helaas verloren.
Neem ook altijd een flesje brandstof extra mee. Bij een nachtelijke reparatie van de lamp kan er wel eens wat petroleum verloren gaan. Vooral wanneer de lamp een aantal keren opnieuw moet worden aangestoken (en dus voorverwarmd) na enkele minder geslaagde ter plaatse verrichte reparaties, wordt er nogal wat brandstof verbruikt.
Wanneer de lamp eenmaal brandt, moet de luchtdruk goed in de gaten worden gehouden. Regelmatig bijpompen zorgt ervoor dat de lamp op een constante manier blijft branden. Pas wel op! De lamp wordt al na een paar minuten branden kokend heet. De lamp dus aan de onderkant, de ketel, vasthouden bij het pompen.
Voor het geval er 's nachts iets misgaat met de lamp, is een goede zaklamp geen overbodige luxe. Wat zeer dan ook zeer goed werkt, is een voorhoofdslamp. Je hebt dan beide handen vrij en het licht schijnt altijd naar de juiste plaats. In ieder geval is enkel een petroleumvergasser meenemen niet voldoende.
Warmte
Hoe warm het overdag ook geweest kan zijn, 's nachts kan het ineens behoorlijk afkoelen. Vooral bij een heldere nacht kan het zelfs in de zomer behoorlijk koud worden aan het water. Zorg er dus voor dat er voldoende kleding bij de hand is. Beter iets teveel kleding meegenomen dan net iets te weinig. Ook een regenpak wordt voor de zekerheid altijd meegenomen. Het komt nogal eens voor dat er droog weer wordt verwacht, maar dat die verwachting nou net niet geldt voor dat stukje kust waar wij ons op dat moment bevinden. Een onverwacht onweersbuitje van een paar minuten zorgt er dan voor dat we de rest van de avond doorweekt aan het water zitten.
In de winter is het aan de kust meestal iets warmer dan in het binnenland. Erg veel scheelt het helaas niet, zodat we ons toch goed moeten kleden tegen de kou. Tegenwoordig zijn er prima warmtepakken in de handel die ons zelf bij -40 graden warm schijnen te houden. Zorg er wel voor dat het warmtepak ook waterdicht is. Sommige pakken zijn namelijk maar zeer matig waterafstotend en dat merk je goed tijdens een regenbui.
Bij voorkeur 100% waterdicht dus. Er zijn verschillende soorten warmtepakken. Grofweg wordt er een onderscheid gemaakt tussen 1-delige en 2-delige pakken. Het voordeel van een 2-delig pak is dat deze vrijwel altijd goed past. Zorg er wel voor dat het onderste deel van het pak, de broek dus, aan de voorkant en achterkant een groot deel boven de middel komt. Hierdoor worden de rug en vooral de nieren goed beschermd. Zorg er ook voor dat je voldoende bewegingsruimte hebt in het pak. Je moet namelijk nog wel kunnen werpen.
Waadpak
Een aantal mensen geeft de voorkeur aan een waadpak. Dit is een waterdichte broek die tot over de middel komt. Aan de broek zitten laarzen vast. Met een waadpak kun je dus tot aan je middel het water inlopen.
De ervaring leert dat deze pakken helaas niet echt warm zijn. Ook lijken ze nogal overbodig. Het heeft geen enkele zin om verder het water in te lopen dan met gewone laarzen of lieslaarzen mogelijk is. Wanneer je namelijk tot boven de knieen het water inloopt, wordt het werpen erg bemoeilijkt doordat je niet meer stabiel op de grond staat. Je kunt beter een goede worp maken vanaf de kant en met beide voeten stabiel op harde zand, dan wankelend tot aan je middel in het water.
|
|
Waadpak |
|
|
In het donker kan een waadpak zelfs levensgevaarlijk zijn. Wanneer je in het water valt, zal het waadpak in een paar seconden vol water staan. Probeer dan nog maar eens overeind te komen. Gebruik een waadpak dus alleen overdag en op een plaats waar het niet gevaarlijk is. Loop niet verder dan tot aan je knieen in het water.
Zorg er ook voor dat de laarzen goed anti-slip zijn. Stenen en rotsen kunnen namelijk spekglad zijn door aangegroeide algen. Een verkeerde stap kan dan fataal zijn.
Op sommige plekken langs onze kust gaan de (stort)stenen over in zand (strand). Met eb is het dan mogelijk om vanaf het strand te vissen. Met opkomend water moeten we dan langzaam terug, de (gladde) rotsen op. Wanneer je met opkomend water vist, is het mogelijk een aantal scheppen zand op de rotsen te gooien. Hierdoor zijn ze niet meer glad en is de stek dus een stuk veiliger geworden.
Nog een belangrijke tip: zorg voor een extra paar kousen! Mocht een onverwacht golfje de laarzen vol water zetten, redden ze de visnacht.
|
|
|